Toen Jan Ritsema op vijftig jarige leeftijd met hartkwalen in het ziekenhuis belandde, besloot hij een verlanglijstje op te stellen. Hierop schreef hij tien dingen die hij écht graag nog wilde doen in zijn leven. Het maken van een danssolo kwam hoog op dat lijstje te staan. Een jaar later stapte hij voor het eerst zelf het podium op. Hij was toen 51 jaar oud, geen danser, kon geen maat houden en geen pasjes onthouden. Toch danste hij. Met behulp van Kitty Kortes Lynch danste Jan al improviserend op muziek die live werd uitgevoerd door Takashi Yamane, George van Dam, Geert Bièvre en Yutaka Oya.
> Een uitgave van het informatieboekje van Pour la fin du Temps is hier te bekijken: PDF (10.3 Mio)
Quatuor pour la fin du Temps
Aanvankelijk zou Jan dansen op de compositie Quatuor pour la fin du Temps van Olivier Messiaen. Dit kwartet schreef Messiaen in 1941, onder erbarmelijke omstandigheden tijdens zijn gevangenschap in Silezië. Zijn inspiratie voor dit kwartet vond hij in een fragment uit de Apocalyps, waarin een engel zijn handen ten hemel hief en afkondigde dat er vanaf dan niet langer tijd zou zijn, maar eeuwigheid:
"En ik zag een sterke engel neerdalen uit de hemel, gehuld in een wolk, en een regenboog stond op zijn hoofd en zijn gezicht was als de zon en zijn voeten waren als zuilen van vuur en hij zette zijn rechtervoet op de zee en zijn linkervoet op de aarde en hief zijn rechterhand op naar de hemel en zwoer bij Hem die leeft tot in alle eeuwigheid, zeggende: dat er vanaf nu geen Tijd meer zal zijn, maar dat aan de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, ook het mysterie van God voleindigd zal zijn."
(Openbaring van Johannes, hoofdstuk 10)
Deze ode aan de liefde voor het oneindige, het onbepaalde en de helderheid van het moment als er geen tijd meer is, spraken Ritsema aan. In de voorstelling probeerde hij dan ook de verpletterende grootsheid van dit onderwerp te vatten. Door Jan zijn ervaringen in het ziekenhuis en de angst voor de naderende dood voelde hij een grote liefde en respect voor de muziek. Zo vertelde hij: "Bij Messiaen voelde ik een meerwaarde ontstaan, ik begreep zo goed dat het klopte tussen mij en Messiaen. Mijn aanwezigheid en de muziek vertelden hetzelfde verhaal, er zat niets tussen. Ik werd gedragen door de muziek". (Parool, Francine van der Wiel 19 april 1996).
Een aantal weken voor de première kreeg Ritsema te horen dat het Quatuor pour la fin du Temps niet gebruikt mocht worden voor zijn voorstelling. Vanwege het religieuze karakter had Messiaen nadrukkelijk verzocht zijn muziek voor niets anders dan voor zuiver muzikale uitvoeringen te gebruiken. De weduwe van Messiaen gaf gehoor aan de wensen van haar man, en gaf Ritsema dan ook geen toestemming de muziek te gebruiken voor zijn solo. Tot het laatste moment probeerde Jan de weduwe te overtuigen. Zo stelde hij: "Mijn dansen is een ode aan de muziek. Ik dans niet op de muziek. Het is meer, dat ik aanwezig ben bij de uitvoering van de muziek van Messiaen." (NRC Handelsblad, Ilse van der Velden). Zelfs zijn bezoek aan haar in Parijs, waar hij haar een videocassette van de repetities toonde, bleek tevergeefs. De gehele briefwisseling omtrent de rechten is hier te lezen: PDF (9.8 Mio)
Als vervanging voor het Quatuor pour la fin du Temps werd een collage samengesteld van composities die qua atmosfeer en thematiek Messiaens werk zo dicht mogelijk benaderden. Zo werden er live composities van Berg, Bach, Webern, Mahler en Ives opgevoerd.
Met je lichaam kun je niet liegen
Tijdens de repetities van eerdere voorstellingen danste Jan voortdurend. Zo probeerde hij een ongedwongen sfeer te creëren binnen de repetitieruimte, waarin alles mogelijk was. Daarnaast danste hij vanwege het plezier dat hij eraan beleefde: "Ik doe het omdat ik het heerlijk vind. Ik heb nog nooit in mijn leven voor iets moeiteloos zoveel moeite gedaan." (Tijdschrift Knack, Jan Goossens 15 mei 1996).
Een groot deel van zijn plezier in dansen kwam destijds voort uit het idee niet te kunnen liegen met dans. Zo vertelde hij in een interview dat de bewegingen hem in staat stelden zich direct en zonder woorden te uiten:
"Woorden zijn verhullend, ze liegen, ze worden zo gemakkelijk verkeerd begrepen. […] Dans is kaler, eenvoudiger, minder verhullend dan taal. Taal gebruik je voor allerlei doeleinden: je regelt er van alles mee, je manipuleert de taal. Met je lichaam kun je niet liegen. Een beweging is gewoon wat het is. Dans pretendeert niet waar of onwaar te zijn." (HD, Margriet Prinssen 24 april 1996).
In het tijdschrift Dietsche Warande & Belfort ging Ritsema hier verder op in. In een essay genaamd ’Denken in het openbaar’ stelde hij te dansen omdat "de danser zijn gedachten in volle blootheid van het instrument van het denken zelf kan manifesteren." Jan beargumenteerde in dit essay de uitspraak van William Forsythe; dat dansen de hoogste vorm van denken is. Het is een misverstand, aldus Jan, dat denken zich alleen in het hoofd afspeelt. Het lichaam herinnert zich veel meer dan het brein en toont in zijn meest naakte vorm de flow of energy die je als mens bent. Jan schreef: "Ikzelf zou ook niets liever willen dan met mijn dans in plaats van met mijn woorden begrepen te worden. Ik weet ook dat ik dansend veel meer zeg, veel meer ben dan ik ooit met woorden kan."
Het volledige essay is hier te lezen: PDF (1.5 Mio)
Op latere leeftijd kwam Jan terug op deze ideeën over dans. Na het voorlezen van een aantal van de bovenstaande citaten zei hij: "Dat zijn allemaal dingen waar ik het nu niet meer mee eens ben." (Uit gesprek met Jan in PAF, september 2021). Zijn liefde voor dansen is hij echter nooit verloren.