‘De akteurs [kunnen] niet of nauwelijks opera zingen. [...] Die onkunde is wel het teatrale middel bij uitstek waarmee een genadeloze autopsie van de myte van de oppermachtige liefde - en alle clichés die daar dan gewoonlijk aan te pas komen - wordt doorgevoerd. En passant wordt er ook behoorlijk de draak gestoken met de operarage, het verlangen weer grote gevoelens te zien. [...] Tijdens dit stuk wordt nogal wat geïmprovizeerd, maar de akteurs staan zo sterk in hun schoenen dat de improvizaties naadloos ingepast worden in een buitengewoon geestig, burlesk spektakel.’
(Recensie De Standaard, Pieter T’Jonck 14 november 1985)
De kroning van Poppea (L’Incoronazione di Poppea) is een opera van Claudio Monteverdi uit 1642, het libretto is van Busenello. Het Werkteater koos deze liefdesgeschiedenis voor de derde voorstelling die zij met Jan maakte, na U bent mijn moeder en Adio. Het verhaal gaat over de affaire tussen keizer Nero en Poppea en de desastreuze gevolgen daarvan voor de mensen om hen heen. Nero verbant zijn vrouw Octavia en de man van Poppea, Otto. Seneca, die zich uitspreekt tegen de relatie van de keizer, wordt gedwongen zelfmoord te plegen en ten slotte wordt Poppea tot keizerin gekroond.
In de versie van De kroning van Poppea van het Werkteater uit 1985 speelde Joop Admiraal de rol van Amor, die het verhaal inleidde door in rood licht op te komen met vleugeltjes op zijn rug en zijn medespelers te zeggen: ’Gaan jullie nou maar zingen’. Het hele verhaal dat hij in gang had gezet bekeek hij vervolgens op afstand, gaandeweg meer dronken wordend en met de fles in de hand commentaar gevend op wat er gebeurde, soms in het rond schietend met een katapult. ’Geen duivel en geen god, maar de armzalige en vernederende drijfkracht van menselijke lust’ noemde Hans Oranje deze Amor in zijn recensie.
Poppea, rond wie het verhaal draait, werd afwisselend vertolkt door Yolanda Bertsch, Daria Mohr en Carla Reitsma. ’Niet één Poppea, maar wel drie, de actrices komen ook als andere vrouwelijke personages terug. Op een gegeven moment weet je niet meer wie bij wie hoort en dat zou wel eens de bedoeling van regisseur Jan Ritsema kunnen zijn.’ (Recensie NRC, Jac Heijer 8 maart 1985)
De rol van Nero werd gespeeld door Frank Groothof, die van Octavia door Yolande Bertsch, Otto door René Groothof, en Seneca door Herman Vinck.