Na de succesvolle solo U bent mijn moeder werkten Jan Ritsema en Joop Admiraal in 1995 opnieuw aan een solovoorstelling. Dit keer maakten zij Joop Admiraal speelt Phèdre:
"Een actrice logeert in een hotel. Na de voorstelling van die avond neemt ze de rol door van een nieuw stuk waarin ze zal optreden. Het is Phaedra (1677) van Racine.
Phaedra, echtgenote van de Atheense koning Theseus, is in liefde ontbrand voor haar stiefzoon Hippolytus. Jarenlang draagt ze dit geheim met zich mee. Als haar krachten onder die alles verterende hartstocht dreigen te bezwijken, bereikt haar het bericht van Theseus’ dood. Aangemoedigd door dit verlies, bekent ze Hippolytus haar liefde, niet wetend dat haar stief[vader] de Atheense prinses Aricia bemint. Die bekentenis wordt haar ondergang.
Als haar dood gewaande echtgenoot huiswaarts keert, probeert Phaedra haar eer te redden door haar stiefzoon te beschuldigen van het vergrijp waaraan zij zichtzelf schuldig heeft gemaakt. Gevangen in tomeloze liefde en vergiftigd door jaloezie voltrekt ze zo het vonnis over haar beminde prins en uiteindelijk ook over haarzelf."
(Archiefwebsite Toneelgroep Amsterdam (ITA) https://tga.nl/voorstellingen/joop-...)
Op het toneel stond een volledig nagebouwde hotelkamer. Een actrice (Joop Admiraal als tuttige dame in een okergele jurk) kwam op. Ze ging op bed liggen, keek televisie en dronk de drankvoorraad van de minibar leeg. Ondertussen probeerde zij als doorgewinterde actrice de taal en gevoelens van het personage Phaedra te doorgronden. Als door een kijkdoos keek het publiek mee.
Het idee voor deze voorstelling ontstond vanuit Joop. Zo vertelde hij in een interview:
"Ik wilde een vrouw spelen en ik wilde iets maken over drank. En daar moest tekst bij. En zo is het eigenlijk. Dus een vrouw die dronken wordt op een avond en die moet iets praten, toch, anders is het een beetje stil. En die tekst heb ik aan Laurens Spoor gevraagd en toen is hij met Phèdre gekomen."
Doordat Joop Admiraal zichzelf én een actrice speelde (die op haar beurt weer Phaedra speelde), begonnen realiteit en fictie steeds meer door elkaar te lopen. Zo stond in een recensie van de Trouw geschreven: "De toeschouwer ziet voor een deel de personages uit het stuk de revue passeren, maar steeds belangrijker wordt het heden van de acteur die als medium van de tekst optreedt. Er ontstaat een spanning tussen de twee lagen, het stuk van Racine en de werkelijkheid van de acteur. Dat laatste krijgt in de loop van de voorstelling meer en meer de overhand." (Trouw, Nico van Rossen 1 december 1995).